Over het algemeen beseffen de mensen redelijk goed dat men in persoonlijke relaties voor het in stand houden van de vrede en de harmonische samenwerking vaak ver moet gaan om de ander tegemoet te komen. Daarvoor zijn soms opofferingen nodig, zoals de ander niet zijn/haar gezicht laten verliezen, relativering van het eigen ego en niet zwelgen in het eigen gelijk. Dit zijn weliswaar serieuze opofferingen, maar men krijgt er vaak ook veel voor terug.
De relaties tussen landen, staten, volken en ideologieën zijn tot op grote hoogte vergelijkbaar met de relaties tussen individuele personen. Ook hier geldt dat men de tegenpartij vaak zo ver mogelijk tegemoet moet komen, niet moet polariseren en het principe van “leven en laten leven” moet laten gelden. Het ziet er helaas naar uit dat hier veel minder wijsheid aanwezig is dan op het gebied van de persoonlijke relaties. Zo is bijvoorbeeld het in de 19e eeuw opgekomen streven naar machtsevenwicht tussen de grote mogendheden gebaseerd op een voortdurend elkaars macht en welvaart ondermijnen.
Hoewel men dus om de vrede tussen landen, ideologieën en godsdiensten te bewaren veel verder moet gaan om elkaar tegemoet te komen dan gebruikelijk is is het van groot belang te beseffen dat hierbij een grens kan worden bereikt. Die grens ligt waar het eigen leven en de eigen levensovertuiging principieel worden aangetast. Dan wordt het zaak om assertief te worden en de strijd aan te gaan. Maar dat moet wel een strijd worden met geestelijke middelen, zonder wapengeweld. Het wordt dan zaak de eigen waarden te formuleren, maar beheerst, zonder overdrijvingen en polarisatie. Dat is heel moeilijk. Onbeheerst er op los slaan is veel gemakkelijker. Maar de godsdienststrijd binnen het christendom van de 16e en 17e eeuw kan ons leren hoezeer vijandige en haatdragende polemiek ons denken kan aantasten en religieuze opvattingen kan beschadigen.
Pacifisten met een christelijke achtergrond hebben vaak de neiging het bestaan van deze grens te ontkennen. Ze verabsoluteren Bijbelteksten als “Als iemand u dwingt één mijl met hem te gaan, ga twee mijlen” en “Als iemand u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe”. Zij hopen dat als men niet ophoudt de tegenpartij met goedheid en liefde tegemoet te treden, dat deze dan op den duur deze goedheid en liefde zal beantwoorden. En dat geldt inderdaad voor normale mensen binnen een goede cultuur. Maar ook Jezus erkende dat hier een grens ligt: “Wees dan argeloos als duiven en verstandig als slangen”. We moeten zo verstandig zijn er over na te denken wanneer goeddoen zin heeft en wanneer niet. Sommige mensen zullen goedheid nóóit met goedheid beantwoorden. Dat geldt voor psychopaten en voor een deel van de criminelen. Zo kan een naïef meisje dat in handen is gevallen van een loverboy hopen dat ze hem met liefde kan bekeren, maar dat is onmogelijk want de loverboy maakt juist gebruik van deze hoop.
Op een vergelijkbare wijze moet Europa, in de nadagen van zijn gebrekkige christelijke beschaving, verstandig zijn met het immer begripsvol tegemoet treden van de islam want islamitische terroristen leggen dit vanuit hun ideologie uit als zwakheid en capitulatie. Maar ook een groot deel van de gematigde islamieten is geneigd dit op deze wijze uit te leggen. Hier is de enige juiste houding: assertief zijn en de strijd aangaan. Iets van geest van Churchill moet over ons vaardig worden: “We zullen vechten op de landingsplaatsen, we zullen vechten op de velden en in de straten, we zullen vechten in de heuvels; we zullen ons nooit overgeven […].” Maar onze strijd moet heel anders zijn en die moet beginnen met het geduldig blijven uitleggen waarom wij bepaalde aspecten van de islam niet willen accepteren.
(geplaatst 24 juli 2018).