Van Uhm: Ik koos het wapen

Peter van Uhm moet nog doorgroeien,
                  een korte recensie van zijn boek “Ik koos het wapen”. 

Enige tijd geleden verscheen het boek “Ik koos het wapen” over het leven van de hoge beroepsmilitair Peter van Uhm. Ik ben het boek gaan lezen om te zien wat zijn argumenten voor deze keuze waren.

De vader van Peter van Uhm runde een eigen bakkerij in Nijmegen en dat betekende hard werken: ’s morgens om vier uur opstaan om brood te bakken en ’s middags het brood bezorgen. Ook de winkel moest open worden gehouden. De hele familie werkte mee, ook de nog jonge kinderen Peter, Marc en Thea. In 1967 ging Peter naar de HBS. Hij kon goed leren, hoefde weinig aan zijn huiswerk te doen en hield van sport. Hij raakte gefascineerd door de tweede wereldoorlog, onder andere door Churchills “I have nothing to offer but blood, toil, tears and sweat” en las alle zes delen van de “Standaardgeschiedenis van de Tweede wereldoorlog“. Na zijn eindexamen, waarbij hij uitstekende cijfers haalde voor boekhouden en handelsrekenen, ging hij naar de KMA.
         Opvallend is dat Peter, als je dit boek mag geloven, intelligent was maar zijn gehele jeugd lijkt te hebben doorgebracht zonder ook maar één diepere gedachte. Ook in het leger, met zijn vermoeiende, vaak nachtelijke oefeningen en zijn gehoorzaamheidscultuur was voor dergelijke gedachten weinig plaats. Hoewel hij zijn keuze voor de KMA kennelijk zelf als heel vastberaden en moedig beschouwde, hield hij zich een gevaarlijke en pijnlijke vraag van het lijf, namelijk deze: als ik in een oorlog bereid ben mijn leven te geven ter bescherming van mijn land en mijn cultuur, dan vecht ik tegen mensen die op vrijwel dezelfde wijze bereid zijn hun leven te geven voor hùn land en hùn cultuur. Is dat niet onlogisch? Welke grond is er om het wereldbeeld waarin ik ben opgegroeid zózeer als het enig juiste te beschouwen dat ik het recht heb daarvoor te doden? Toen Peter in de naoorlogse tijd opgroeide lag dat voor de meeste mensen heel eenvoudig: de nazi’s waren schuldig aan de holocaust en waren totaal slecht. Ook tijdens de koude oorlog bleef het eenvoudig: het communistische regime, met zijn stalinisme en atheïsme, was totaal slecht. Dit wereldbeeld beheerste ook de door Van Uhm geleide militaire oefeningen, waarbij de vijand wordt gedepersonaliseerd door te spreken van: “de vijand” of de “slechterikken”. Maar is dit wereldbeeld geen fictie, een handzaam verhaal dat eigenlijk thuis hoort in boeken als “In de ban van de ring” van Tolkien, waarin strijd geleverd wordt tegen het land Mordor?
         Het is interessant om te lezen hoe Peter van Uhm in het leger carrière maakte, steeds verantwoordelijker functies kreeg en over nieuwe vragen moest nadenken. In 1999 moest hij samenwerken met Russische militairen: “Wij zagen ze [vroeger] als notoire tegenhangers .. Voor het eerst bekeek ik deze mensen vanuit een heel andere invalshoek, ik kreeg meer begrip voor hun situatie”. En in zijn voortdurend streven naar efficiënt werken, goede organisatie en fair handelen komt hij tenslotte tot een van de belangrijkste gedachten van zijn boek: sla bij overleg en vergaderingen niet met de vuist op tafel, want daarmee creëer je vijanden (pagina 261). Maar waarom zou je deze gedachte niet van het persoonlijke vlak doortrekken naar het internationale vlak? Dan kom je uit bij de oude waarheid: geweld creëert geweld. Op het ogenblik zijn de VS, de NAVO en in toenemende mate ook de EU overal op de wereld bezig met hun vuist op tafel te slaan en daarmee vijanden te creëren. Maar is het wel efficiënt om met veel moeite vijanden te bestrijden die je eerst zelf hebt gecreëerd?
         Bij de nationale dodenherdenking op 4 mei 2013 voerde Van Uhm op dramatische wijze het woord. Hij sprak over zijn zoon die sneuvelde in de oorlog in Afghanistan en over de Geallieerden, die tijdens de tweede wereldoorlog de moed hadden de onmenselijkheid te bestrijden. Maar wat hij niet vertelde was dat deze oorlog voorkomen had kunnen worden. Hij vertelde niet dat in een oorlog beide partijen in een wederzijds escalatieproces vervallen van kwaad tot erger. En hij vertelde niet wat hij zelf had geleerd: dat je niet met de vuist op tafel moet slaan omdat je daarmee vijanden creëert.
         Van Uhm benadrukt in zijn boek telkens dat het leger een instrumentele functie heeft: de politiek beslist en de krijgsmacht voert de beslissing uit. Daardoor heeft hij zijn leven lang niet over de fundamentele problemen van oorlog en vrede hoeven na te denken. Maar nu, na zijn pensionering, ligt de zaak anders. Om zijn eigen terminologie te gebruiken (hij spreekt in zijn boek steeds van “doorgroeien” en niet van “promotie maken”): hij heeft nu de gelegenheid om wat betreft het inzicht in deze problemen nog verder door te groeien. Zijn ervaring en grote organisatievermogen zouden dan een waardevolle bestemming kunnen krijgen.

Deze recensie verscheen in “De Vredesspiraal”, jaargang 12, nr. 3, september 2016.