Muzikale aspecten van de salat

Bij de salat gaat het natuurlijk allereerst om de cognitieve betekenis van de tekst: “Heilig bent U, o Allah, en lof zij U“. Maar essentieel is dat deze tekst niet wordt voorgelezen vanaf papier, maar uit het hoofd wordt gereciteerd en gezongen. Hierin verschilt de salat aanzienlijk van christelijke liturgische zang.

Om dit duidelijk te maken kan men het beste aansluiten bij de bekende geestelijke worsteling van Augustinus over de toelaatbaarheid van zang in de kerk. Augustinus leefde van 354 tot 430 n.C. In die tijd was de christelijke liturgie in volle ontwikkeling. De kerk had het psalmodiëren (op zangerige toon voordragen van psalmen) overgenomen uit de Joodse synagoge. Daarnaast werden er ook andere liturgische teksten op deze wijze voorgedragen, zoals het Credo. Dit Credo was de belijdenis van Nicea, die in 329 was opgesteld en in 381 in Constantinopel bevestigd. De tekst hiervan was zeer doordacht geformuleerd en had politieke consequenties doordat de Arianen hiermee werden veroordeeld. Bij het reciteren hiervan stond de cognitieve betekenis van de tekst voorop. Maar tegelijkertijd was de langzame overgang van op zangerige toon reciteren naar zang met echte melodieën (“gregoriaans”) in volle ontwikkeling. Buiten de kerkelijke liturgie bestonden oudere vormen van religieuze zang, vermoedelijk nauw aansluitend bij de volksliederen. En rond 380 introduceerde bisschop Ambrosius zijn “hymnen”, religieuze liederen met een vrij tekst, waarin de klassieke dichtkunst van de oude Romeinen doorklonk.

Het was in deze sfeer dat Augustinus in zijn Confessiones (rond 401) schreef:

“Wanneer het mij overkomt dat ik meer geroerd word door het zingen dan door het gezongene, dan belijd ik dat ik een strafwaardige zonde bega; in dat geval zou ik liever niet hebben horen zingen”.

Augustinus heeft zijn probleem met de schoonheid van de zang nooit helemaal opgelost. Maar we kunnen uit zijn worsteling een belangrijke conclusie trekken: in deze tijd stond bij de kerkzang de cognitieve betekenis van de tekst voorop. Men loofde God met zijn gedachten, niet met zijn emoties. Deze mensen stonden in de traditie van de hoog ontwikkelde Romeinse literaire traditie. Deze vroege liturgische zang was in principe geschreven tekst die op muziek is gezet. Dit zou altijd een wezenlijk aspect van de Europese klassieke muziek blijven.

Fundamenteel anders is de zang van de salat en de wijze waarop de Koran daarin wordt gereciteerd. De islam ontstond in een nagenoeg ongeletterde wereld. Aangezien ook Mohammed niet kon niet lezen of schrijven moest hij de openbaringen van de engel Gabriël onthouden en reciteren. Anderen schreven ze later op, maar de Koran bleef toch iets voor geleerden. Het gewone volk leerde de recitatie van deze openbaringen uit het hoofd en gaf ze van generatie op generatie mondeling door.

Een ander verschil is dat de salat de gehele mens aanspreekt. Bij de christelijke kerkzang geen voorgeschreven houdingen of gebaren (werd zelfs afgewezen), maar de salat begint met een rituele wassing. De gelovige moet zijn armen en benen gebruiken, knielen en met zijn hoofd de grond aanraken. Een derde verschil is dat de koranrecitatie niet abstraheert van de menselijke emoties (vibraties, snikken, enz.), hij gebruikt die juist om de “gedachte” zo goed mogelijk tot expressie te brengen.

Het lijkt dat men zich binnen de wereld van de islam nooit de vraag heeft gesteld waar waarom heilige teksten niet worden opgezegd, maar worden gezongen. Kennelijk vindt men dat vanzelfsprekend en meent men simpelweg dat dit door de koran is voorgeschreven. Daarom zal het probleem waar Augustinus mee worstelde zich binnen de islam niet gemakkelijk voordoen. De koranteksten moeten worden gezongen, mét de bijbehorende emoties, want dan komt de bedoeling het beste tot uiting.

De juiste wijze van reciteren van de korangedeelten is enerzijds streng voorgeschreven en biedt anderzijds een zekere vrijheid. Men neemt aan dat ze door de engel Gabriël in het Arabisch zijn geopenbaard en om zo dicht mogelijk bij de goddelijke bron te blijven moeten ze ook in het Arabisch worden gereciteerd. Verder bestaat er een systeem van regels, de “Taiwid”, dat een groot aantal aspecten van de koranrecitatie precies omschrijft, zoals de duur van de klinkers, de relaties tussen de klinkers en de medeklinkers, de klemtonen en de pauzes. De koranrecitatie moet zo foutloos mogelijk worden uitgevoerd, want hoe perfecter men dit doet hoe dichter men bij Allah komt.

Maar niet alles is precies voorgeschreven, met name de toonhoogte niet. Volgens Mohammed kan de koran op zeven verschillende manieren worden gereciteerd: zoals eenvoudig, sofisticated of emotioneel. Er worden ook internationale wedstrijden gehouden, waar beroemde zangers aan deelnemen.

Literatuur:
Kristina Nelson (1985): The Art of Reciting the Qur’an.
Amnon Shiloah (1995): Music in the World of Islam, A socio-cultural Study.

8 juli 2020