Haten ze ons? I

Het is veel te kort door de bocht om te denken dat het feit dat veel islamieten zich tegen het westen keren berust op haat. Vaak zijn het brave mensen die in principe geen vlieg kwaad willen doen. Maar zij zijn, zoals alle mensen, bang voor de dood en hebben hun ziel en zaligheid verbonden aan hun geloof in Allah. Een dergelijk geloof is echter moeilijk te behouden als je telkens andersdenkenden tegenkomt die menen dat jouw geloof een illusie is. Er kunnen geen twee diepgaand verschillende opvattingen tegelijkertijd waar zijn. Daarom moeten de  andersdenkenden overtuigd worden van jouw gelijk, dat is van existentieel belang. Door anderen te overtuigen van jouw geloof overtuig je ook jezelf. En als je die mensen niet kunt overtuigen moet er wel een steekje aan ze los zijn: hun hersens werken niet goed, ze zijn ziende blind. Of ze zijn in handen gevallen van “het kwaad” dat ze belemmert de waarheid te zien.
         Dit verklaart ook de visie van de gelovige op de niet-gelovige. Voor de gelovige is het geloof in Allah de zin van het leven. Mensen die niet in Allah geloven missen datgene wat een mens tot mens maakt, zij zijn geestelijk dood. Daarom zegt de Koran dat ze vergelijkbaar zijn met dieren: met varkens, apen en ezels (1). Deze gedachtegang is (als je op een verkeerde manier doorredeneert) volstrekt logisch. Ook Calvijn kwam tot een dergelijke conclusie, hij schreef in zijn Institutie over de “verworpenen” dat ze van Gods Geest zijn ontbloot en als zodanig vergelijkbaar met “de zwijnen en de honden” (2). Maar dat betekent niet automatisch dat de gelovigen de ongelovigen moeten haten. Men kan zelfs zeer bezorgd raken over hun lot. Dan ontwaakt er een intense bekeringsijver: deze dwalenden moeten gered worden van de dood, niet van de onbelangrijke aardse dood, maar van de geestelijke dood.
         Naast de religieuze is er ook een politieke reden waarom veel islamieten zich zonder dat dit berust op haat tegen het westen keren. Sinds mensenheugenis hebben landen, wetssystemen, culturen ernaar gestreefd zich uit te breiden. Zo hebben de Romeinen hun pax Romana gesticht en dat berustte niet op haat jegens naburige volken. Natuurlijk hebben de landen die door de Romeinen werden veroverd, zoals Gallië in de eerste eeuw voor Chr., teruggevochten en dat kan tijdelijk heftige wederzijdse haat hebben opgeleverd. Maar dergelijke veroveringen stonden voor het gevoel van de veroveraars in dienst van de vrede. Op dezelfde wijze hoopten en hopen de islamieten Europa te veroveren. Toen de Ottomaanse veldheer Kara Mustafa in 1683 Wenen belegerde schreef hij over de prachtige tuin van de keizer met zijn exotische vogels en zijn citroenen, dadels en kardamom-planten in zijn dagboek: “Waarlijk, dit is een land dat bestemd is voor de islam! Prijs Allah dat hij het in onze handen heeft gegeven!” (3). Op deze wijze hopen de islamieten het westen te veroveren. Liefst vreedzaam, maar als het moet met geweld. Of, als dat strategisch beter uitkomt, iets daar tussenin.

(1) H. Jansen (2008): Islam voor varkens, apen, ezels en andere beesten.
(2) Geciteerd naar G.J. Heering: De zondeval van het christendom (vierde editie, 1953), p. 63. De neocalvinisten in Nederland (Abraham Kuyper) hebben hier tegenover de leer van de “gemene gratie” gesteld.
(3) R.F. Kreutel (1955): Kara Mustafa vor Wien. Aantekening 17 juli 1683.