Leren van vroegere godsdienstoorlogen

Zoals we weten kosten oorlogen veel doden en brengen ze veel materiële verwoesting te weeg. Ze veroorzaken ook veel psychische schade: oorlogstrauma’s kunnen tot in meerdere generaties doorwerken.
            Maar waar vrijwel nooit over geschreven wordt is dat oorlogen daarnaast nog een ander ongunstig effect hebben: ze creëren een grote hoeveelheid leugens en onwaarheden en deze kunnen na de oorlog eeuwenlang blijven hangen. Je zou kunnen zeggen: oorlogen hebben een kentheoretisch aspect. Filosofen als Immanuel Kant hebben zich afgevraagd hoe een mens (of de mensheid als geheel) aan zijn kennis komt. Enerzijds komt die kennis (via de zintuigen) uit de waarneming, anderzijds is er het menselijk brein dat die waarneming organiseert. Kant betoogde dat het brein daarvoor vaste organisatievormen (categorieën) heeft en de belangrijkste hiervan waren volgens hem ruimte, tijd en causaliteit.
            Aansluitend bij deze manier van denken kan men ook een oorlogssituatie zien als een soort van organisatievorm waardoor waarnemingen worden “geframed”. Tijdens een oorlog ervaart men de mensheid als scherp verdeeld in twee groepen: de medestrijders en de vijanden. Hierdoor wordt een verschijnsel vaak anders beoordeeld wanneer men het waarneemt bij de medestrijders dan wanneer men het waarneemt bij de vijand. Om een voorbeeld te noemen: het verschijnsel van samenwerking wordt binnen de eigen groep altijd als positief ervaren, als solidariteit, kameraadschap of zelfopoffering. Maar als men samenwerking waarneemt bij de vijandige groep wordt deze ervaren als negatief, als “samenrotten”, als duivelse vriendschap of als partners in crime. Op dezelfde wijze worden de uitspraken van de eigen partijleiding vaak ervaren als waar en soortgelijke uitspraken bij de vijandig partij als leugens en propaganda.
            Een triest, maar leerzaam voorbeeld vormt de godsdienststrijd tussen de Protestanten en de Rooms-katholieken in de 16e en 17e eeuw. Aanvankelijk draaide deze strijd om de theologische fundering van de aflaat, maar weldra werd het een machtsstrijd tussen de hervormers en de paus. Beide partijen formuleerden hun visie in belijdenisgeschriften, maar onvermijdelijk werd in deze geschriften het oprecht zoeken naar religieuze waarheid vermengd met overdrijving, propaganda en kwaadsprekerij. Er trad een enorme polarisatie op: iedere partij wilde zijn gelijk halen en de tegenpartij uitschakelen en vernederen. Daarom mag men stellen dat de belijdenisgeschriften uit deze tijd diepgaand zijn beschadigd door het feit dat ze zijn ontstaan in een zeer vijandige strijd (x).
            Europa is al gedurende een periode van meer dan 1300 jaar telkens weer in oorlog geraakt met de islam en we mogen aannemen dat dit religieus gezien aan beide zijden diepe sporen heeft nagelaten. Het is zaak die sporen op te zoeken en zo mogelijk te corrigeren. Even belangrijk is het om er vanaf nu naar te streven de religieuze schade door oorlog niet verder uit te breiden en een vreedzame dialoog aan te gaan. Dat moet voor mensen die in staat zijn een raket naar de maan te schieten en de structuur van het DNA te doorgronden toch mogelijk zijn? 
 
(x) Zie mijn binnenkort verschijnende studie over de doorwerking van de godsdienststrijd van de 16e en 17e eeuw in de inhoud van de protestantse belijdenisgeschriften.
 
                                                                                                          Geplaatst op 9 augustus 2018