5. De schuldvraag bij een keten van uit elkaar voorkomende oorlogen

Wanneer twee jongens hebben gevochten verontschuldigen ze zich later vaak met: “Maar hij is begonnen!”. Hiermee sluiten ze zich intuïtief aan bij de oeroude zwartwit-regel die stelt dat degene die is begonnen de morele schuld heeft aan het gevecht en dat de ander, die slechts zou hebben gereageerd, vrijuit gaat. Maar het probleem is dat degene die is begonnen gewoonlijk niet het uiteindelijke gevecht voor ogen had. Hij is waarschijnlijk begonnen met een grapje of een onschuldig plagerijtje en van daar uit ontstond door escalatie de vechtpartij.
XXXHetzelfde geldt voor een grote-mensen-gevecht, voor oorlog. Ook daar is de zwartwit-regel die stelt dat degene die is begonnen de schuldige is maar zelden toepasbaar. Als we kijken naar het begin van een oorlog zien we dat deze zich bijna altijd vanuit een heel kleine oorzaak door escalatie heeft ontwikkelt en daarbij is het niet mogelijk om één schuldige aan te wijzen. Als we kijken naar een al lang in gang zijnde oorlog zien we een keten van ongeveer even wrede wederzijdse vergeldingsdaden, terwijl de oorspronkelijke oorzaak in een ver verleden vrijwel vergeten is.  Ook hier is het niet mogelijk één schuldige aan te wijzen. Als men aanneemt dat de mens hier onontkoombaar is onderworpen aan een sociaalpsychologisch mechanisme moet men concluderen dat hier geen van beide partijen schuldig zijn. Maar als men aanneemt dat de mens de vrijheid heeft zich aan degelijke mechanismen te onttrekken moet men concluderen dat beide partijen schuldig zijn.
XXXMaar als beide partijen schuldig zijn moet er zoiets als collectieve schuld bestaan, dus een gezamenlijke schuld van alle betrokken partijen. In het geval van de tweede wereldoorlog bijvoorbeeld zijn dat Duitsland en de geallieerde landen samen. Bij een nadere doordenking van het begrip collectieve schuld blijkt het echter allesbehalve eenvoudig te formuleren wat daar onder moet worden verstaan. Hoe moet deze over de betrokken landen worden verdeeld? En als een land medeschuldig is, hoe moet die schuld dan binnen dat land worden verdeeld? Hebben de leiders de schuld? Maar de leiders zijn gewoonlijk gekozen door het volk. Heeft het volk dan de schuld? Of hebben de soldaten die aan het front hun dienstplicht vervullen de schuld? Zij zijn het toch die uiteindelijk de trekker overhalen of de bommen afwerpen?
XXXLaten we eens kijken hoe men bij het tribunaal in Neurenberg, dat na afloop van de tweede wereldoorlog door de geallieerden werd ingesteld, met deze vragen is omgegaan. Eerst enkele feiten. Na de overwinning en de bezetting van Duitsland werd een groot deel van de nazi’s door de geallieerden gearresteerd en in kampen geïnterneerd: in de westelijke zones 178 000 personen en in de oostelijke zone 75 000. Voor de leidinggevenden werd in Neurenberg het Internationaal Militair Tribunaal ingesteld. Dat was werkzaam van november 1945 tot oktober 1946 en hier werden de vierentwintig belangrijkste nazi-leiders berecht. Hitler, Goebbels en Himmler hadden reeds zelfmoord gepleegd, Bormann was bij een vluchtpoging omgekomen. De aangeklaagden werden beschuldigd van drie groepen misdaden: (1) tegen de vrede, (2) tegen oorlogsgebruik en oorlogsrecht en (3) tegen de menselijkheid. Twaalf van de aangeklaagden werden ter dood veroordeeld.
XXXIn hoeverre is er bij dit tribunaal sprake geweest van “overwinnaars-rechtsspraak”? Ten aanzien van dit probleem kan men verschillende kritische vragen stellen. In de eerste plaats kan men vragen of bij de beoordeling van de oorlogshandelingen van de Duitsers en van de geallieerden wel dezelfde maatstaven werden aangelegd. Dit was echter niet het geval, want de Duitse bombardementen op de burgerbevolking werd wèl veroordeeld, maar  die van de geallieerden niet. Verder werden wèl de V1 en de V2 veroordeeld als ontoelaatbare wapens, maar niet de atoombom. In de tweede plaats kan men vragen of men bij dit proces niet te ver afweek van het oude rechtsbeginsel dat er geen straf mag worden gegeven zonder vooraf gekend rechtsvoorschrift (dit beginsel is ook terug te vinden in artikel 8 van de Verklaring van de Rechten van de Mens van 1789). Er bestond immers geen algemeen aanvaarde internationale rechtsorde en daarom moest men zijn toevlucht nemen tot een beroep op begrippen als “menselijkheid” en “mensheidsgeweten”.
XXXMaar de hier belangrijkste vraag is de volgende. Aan het begin van het proces werd door het tribunaal eenzijdig de beslissing genomen om bij de beoordeling van de gebeurtenissen het verdrag van Versailles (en alles wat daaraan vooraf ging) buiten beschouwing te laten. Dit was in zekere zin een verstandige beslissing, want hiermee werden oeverloze en uitzichtloze discussies over dit verdrag vermeden. Maar tegelijkertijd kan men zich afvragen: was het nemen van deze beslissing niet gebaseerd op de macht van de overwinnaar? Deze bleef hiermee immers zèlf buiten schot! Ter verdediging van deze beslissing wordt vaak aangevoerd dat men een misdaad altijd op zichzelf moet beschouwen, onafhankelijk van andere misdaden. Wanneer bijvoorbeeld een dief wordt gepakt en gestraft kan die zich niet beroepen op het feit dat andere dieven niet worden gepakt en vrijuit gaan. Dit principe geldt ook voor misdaden die een keten vormen, iemand die bijvoorbeeld een fiets steelt kan zich niet verdedigen met de redenering dat hij dit deed omdat zijn eigen fiets was gestolen.  In deze gevallen berusten de misdaden op een vrije keuze en hoe moeilijk het in een bepaalde situatie misschien ook mag zijn, men heeft daarbij toch de mogelijkheid om niet mee te doen en daarmee de keten te doorbreken.
XXXMaar het is zeer de vraag of het principe dat men iedere misdaad op zichzelf moet beschouwen in het geval van Neurenberg van toepassing was. Er zijn twee bezwaren. In de eerste plaats wat men het principe van gelijke behandeling zou kunnen noemen. Zowel de Duitsers als de geallieerden hadden verschrikkelijke bombardementen op burgerbevolking uitgevoerd (Hamburg, Dresden, Hiroshima). Wanneer men de ene partij bestraft voor dergelijke daden kan men de andere niet vrijuit laten gaan.
XXXHet tweede bezwaar is dat de rechtsprekende partij hier zèlf betrokken was in de keten van wederzijdse vergeldingsoorlogen. De partij die wraak had genomen bij het verdrag van Versailles beschuldigde hier de andere partij een vergeldingsoorlog te zijn begonnen. De ene fietsendief veroordeelde de andere fietsendief met het argument dat men iedere misdaad op zichzelf moet bekijken. Als men bij het proces in Neurenberg een onafhankelijk derde partij had aangewezen om een objectief oordeel te vellen was deze vrijwel zeker tot het oordeel gekomen dat zowel de Duitsers als de geallieerden schuldig waren aan het voeren van een reeks vernietigende vergeldingsoorlogen.
XXXHet proces van Neurenberg was onbevredigend. Maar had het anders gekund? Het benoemen van een onafhankelijke derde partij was historisch niet mogelijk. Had men dan géén proces moeten voeren? Ondanks alle bezwaren heeft het proces gewerkt als een catharsis. Het heeft bijgedragen aan de gedachte dat de oorlog voorbij was, dat de ergste misdadigers waren gestraft en dat men nu met een zo goed mogelijk schoon gemaakte lei opnieuw moest beginnen.
XXXMaar tegelijkertijd kan men zich afvragen of het tribunaal voor de toekomst wel zo gunstig heeft gewerkt. Het heeft een aanvechtbaar en ook gevaarlijk precedent geschapen: in de toekomst zou ieder overeenkomstig, door de overwinnaars ingesteld tribunaal, zich beroepend op het prestigieuze proces van Neurenberg, zijn beschrijving van de voorafgaande keten van historische gebeurtenissen op een voor hen gunstig moment kunnen laten beginnen.