Category Archives: Moraal

6. Wanneer kun je spreken van collectieve schuld?

Er is sinds de tweede wereldoorlog telkens weer heftige discussie gevoerd over de vraag in hoeverre de Duitsers collectief schuldig zijn geweest aan deze oorlog. Een van de laatste geruchtmakende bijdragen aan deze discussie was het boek “Hitler’s Willing Executioners” (1996) van Daniel Goldhagen.
XXXDe heftigheid van deze discussie werd uiteraard in de eerste plaats veroorzaakt door verschil van mening over de weergave en de interpretatie van de historische gebeurtenissen. Maar hij werd ook veroorzaakt door de verwarring tengevolge van inconsistent gebruik van de begrippen collectieve schuld en individuele schuld.  Om deze verwarring te vermijden is het nodig beide begrippen duidelijk te definiëren en een belangrijk gegeven hierbij is dat er alleen sprake kan zijn van collectieve schuld als die kan worden teruggevoerd op een collectieve daad. Wanneer bijvoorbeeld twee personen onafhankelijk van elkaar ieder een fiets stelen hebben ze beide individuele schuld. Maar wanneer ze samen een bank beroven hebben ze samen collectieve schuld, want hun schuld kan worden teruggevoerd op een collectieve daad. Deze redenering geldt ook wanneer de misdaad of misdaden zijn uitgevoerd door een groot aantal mensen, zo geldt dat de bewoners van een gevangenis wel allemaal schuldig zijn, maar deze schuld is individueel en niet collectief, hij is niet terug te voeren op een collectieve daad.
XXXHet is ook nodig om onderscheid te maken tussen de schuld van personen en de schuld van landen. Wanneer men spreekt van de schuld van een land (bijvoorbeeld Duitsland of Frankrijk) beschouwt men dat land als een eenheid waarvan de eigenschappen enigszins overeenkomen met die van een persoon. Deze manier van spreken is terug te vinden in de tekst van het verdrag van Versailles, waarin wordt gesteld dat “Duitsland en zijn bondgenoten” de verantwoordelijkheid droegen voor de eerste wereldoorlog. Hier worden Duitsland en zijn bondgenoten dus voorgesteld als personen.
XXXMaar evenals personen kunnen landen zowel een “individuele” als een collectieve schuld hebben. Wanneer bijvoorbeeld land A onterecht en verraderlijk land B binnenvalt heeft land A individuele schuld. Wanneer echter de landen A en B gezamenlijk onterecht en verraderlijk land C binnenvallen hebben zij samen collectieve schuld (zie de toelichting De definitie van individuele en collectieve schuld).
XXXDaarnaast is er nog een ander geval waarin de landen A en B collectieve schuld kunnen hebben en dat verdient hier aparte aandacht. Dat is het in de vorige afleveringen reeds herhaaldelijk ter sprake gekomen geval waarin landen via een door wisselwerking ontstaan escalatieproces met elkaar in oorlog raken. In het privaatrecht (het recht voor personen) lijkt een dergelijk geval van collectieve schuld wel erkend te worden. Stel bijvoorbeeld dat twee aangeschoten mannen aan de bar van een café zitten en dat de een per ongeluk het glas van de ander omstoot. Stel verder dat die ander hierdoor kwaad wordt en dat er vervolgens door escalatie een vechtpartij ontstaat waarbij de inrichting van het café wordt vernield. Wie is dan de schuldige en wie moet de schadevergoeding betalen? Het is welhaast zeker dat de rechter hier van geen van beide partijen het bekende excuus “hij is begonnen” zal honoreren en dat hij zal oordelen dat beide partijen schuldig zijn en samen de aangerichte schade moeten vergoeden. De laatste tientallen jaren zijn er in het privaatrecht pogingen gedaan om nog beter grip te krijgen op een dergelijke collectieve schuld. Bijvoorbeeld bij het proces dat gevoerd werd naar aanleiding van het door een aantal (elkaar ophitsende) personen gezamenlijk doodschoppen van een grensrechter in Almere in december 2013. Het oordeel van de rechter was hierbij dat alle verdachten even schuldig waren aan de ontstane “explosie van geweld”.
XXXMaar hoewel men in het privaatrecht tracht beter grip te krijgen op collectieve schuld bestaat er in het volkenrecht geen parallelle ontwikkeling, en dat ondanks het feit dat daar de zaken vaak veel duidelijker liggen en de precieze gang van zaken door de beschikbare documentatie veel gemakkelijker te achterhalen. Wanneer men zich afvraagt wat de reden hiervan is kan men moeilijk anders dan concluderen dat deze het gevolg is van de macht van de overwinnaar, een macht die zich vooral na de eerste en tweede wereldoorlog heeft doen gelden. Want wanneer genoemde gedachtegang vanuit het privaatrecht zou doordringen in het volkenrecht zou een proces zoals dat bij het tribunaal van Neurenberg werd gevoerd niet meer mogelijk zijn en zou dit bij wijze van spreken met terugwerkende kracht ongeldig moeten worden verklaard. Bij dit proces werden immers alle verwijzingen naar het verdrag van Versailles bij voorbaat uitgesloten, waardoor redeneringen die gebruik maken van het begrip wisselwerking niet konden worden gebruikt. Verder zou bij een doordringen van deze privaatrechtelijke gedachtegang in het volkenrecht in de toekomst een na afloop van een oorlog ingesteld tribunaal in veel gevallen tot de conclusie komen dat de overwinnaar mede schuldig was. Dat is voor de grootmachten in de huidige wereld geen prettig vooruitzicht en zij zullen een dergelijke ontwikkeling dan ook trachten te verhinderen. Maar hiermee laat men de misschien belangrijkste oorzaak van het ontstaan van oorlogen voortbestaan, namelijk, kort gezegd, de gedachte dat doden geoorloofd is mits de andere partij is begonnen. Deze gedachte is niet alleen moreel gezien uiterst primitief, maar hij leidt ook tot voortdurende geschiedvervalsing. Op deze wijze zal de wereld nooit vrede bereiken.
Zie de bijlage Historische opvattingen over individuele en collectieve schuld

5. De schuldvraag bij een keten van uit elkaar voortkomende oorlogen

Wanneer twee jongens hebben gevochten verontschuldigen ze zich later vaak met: “Maar hij is begonnen!”. Hiermee sluiten ze zich intuïtief aan bij de oeroude zwartwit-regel die stelt dat degene die is begonnen de morele schuld heeft aan het gevecht en dat de ander, die slechts zou hebben gereageerd, vrijuit gaat. Maar het probleem is dat degene die is begonnen gewoonlijk niet het uiteindelijke gevecht voor ogen had. Hij is waarschijnlijk begonnen met een grapje of een onschuldig plagerijtje en van daar uit ontstond door escalatie de vechtpartij.
XXXHetzelfde geldt voor een grote-mensen-gevecht, voor oorlog. Ook daar is de zwartwit-regel die stelt dat degene die is begonnen de schuldige is maar zelden toepasbaar. Als we kijken naar het begin van een oorlog zien we dat deze zich bijna altijd vanuit een heel kleine oorzaak door escalatie heeft ontwikkelt en daarbij is het niet mogelijk om één schuldige aan te wijzen. Als we kijken naar een al lang in gang zijnde oorlog zien we een keten van ongeveer even wrede wederzijdse vergeldingsdaden, terwijl de oorspronkelijke oorzaak in een ver verleden vrijwel vergeten is.  Ook hier is het niet mogelijk één schuldige aan te wijzen. Als men aanneemt dat de mens hier onontkoombaar is onderworpen aan een sociaalpsychologisch mechanisme moet men concluderen dat hier geen van beide partijen schuldig zijn. Maar als men aanneemt dat de mens de vrijheid heeft zich aan degelijke mechanismen te onttrekken moet men concluderen dat beide partijen schuldig zijn.
XXXMaar als beide partijen schuldig zijn moet er zoiets als collectieve schuld bestaan, dus een gezamenlijke schuld van alle betrokken partijen. In het geval van de tweede wereldoorlog bijvoorbeeld zijn dat Duitsland en de geallieerde landen samen. Bij een nadere doordenking van het begrip collectieve schuld blijkt het echter allesbehalve eenvoudig te formuleren wat daar onder moet worden verstaan. Hoe moet deze over de betrokken landen worden verdeeld? En als een land medeschuldig is, hoe moet die schuld dan binnen dat land worden verdeeld? Hebben de leiders de schuld? Maar de leiders zijn gewoonlijk gekozen door het volk. Heeft het volk dan de schuld? Of hebben de soldaten die aan het front hun dienstplicht vervullen de schuld? Zij zijn het toch die uiteindelijk de trekker overhalen of de bommen afwerpen?
XXXLaten we eens kijken hoe men bij het tribunaal in Neurenberg, dat na afloop van de tweede wereldoorlog door de geallieerden werd ingesteld, met deze vragen is omgegaan. Eerst enkele feiten. Na de overwinning en de bezetting van Duitsland werd een groot deel van de nazi’s door de geallieerden gearresteerd en in kampen geïnterneerd: in de westelijke zones 178 000 personen en in de oostelijke zone 75 000. Voor de leidinggevenden werd in Neurenberg het Internationaal Militair Tribunaal ingesteld. Dat was werkzaam van november 1945 tot oktober 1946 en hier werden de vierentwintig belangrijkste nazi-leiders berecht. Hitler, Goebbels en Himmler hadden reeds zelfmoord gepleegd, Bormann was bij een vluchtpoging omgekomen. De aangeklaagden werden beschuldigd van drie groepen misdaden: (1) tegen de vrede, (2) tegen oorlogsgebruik en oorlogsrecht en (3) tegen de menselijkheid. Twaalf van de aangeklaagden werden ter dood veroordeeld.
XXXIn hoeverre is er bij dit tribunaal sprake geweest van “overwinnaars-rechtsspraak”? Ten aanzien van dit probleem kan men verschillende kritische vragen stellen. In de eerste plaats kan men vragen of bij de beoordeling van de oorlogshandelingen van de Duitsers en van de geallieerden wel dezelfde maatstaven werden aangelegd. Dit was echter niet het geval, want de Duitse bombardementen op de burgerbevolking werd wèl veroordeeld, maar  die van de geallieerden niet. Verder werden wèl de V1 en de V2 veroordeeld als ontoelaatbare wapens, maar niet de atoombom. In de tweede plaats kan men vragen of men bij dit proces niet te ver afweek van het oude rechtsbeginsel dat er geen straf mag worden gegeven zonder vooraf gekend rechtsvoorschrift (dit beginsel is ook terug te vinden in artikel 8 van de Verklaring van de Rechten van de Mens van 1789). Er bestond immers geen algemeen aanvaarde internationale rechtsorde en daarom moest men zijn toevlucht nemen tot een beroep op begrippen als “menselijkheid” en “mensheidsgeweten”.
XXXMaar de hier belangrijkste vraag is de volgende. Aan het begin van het proces werd door het tribunaal eenzijdig de beslissing genomen om bij de beoordeling van de gebeurtenissen het verdrag van Versailles (en alles wat daaraan vooraf ging) buiten beschouwing te laten. Dit was in zekere zin een verstandige beslissing, want hiermee werden oeverloze en uitzichtloze discussies over dit verdrag vermeden. Maar tegelijkertijd kan men zich afvragen: was het nemen van deze beslissing niet gebaseerd op de macht van de overwinnaar? Deze bleef hiermee immers zèlf buiten schot! Ter verdediging van deze beslissing wordt vaak aangevoerd dat men een misdaad altijd op zichzelf moet beschouwen, onafhankelijk van andere misdaden. Wanneer bijvoorbeeld een dief wordt gepakt en gestraft kan die zich niet beroepen op het feit dat andere dieven niet worden gepakt en vrijuit gaan. Dit principe geldt ook voor misdaden die een keten vormen, iemand die bijvoorbeeld een fiets steelt kan zich niet verdedigen met de redenering dat hij dit deed omdat zijn eigen fiets was gestolen.  In deze gevallen berusten de misdaden op een vrije keuze en hoe moeilijk het in een bepaalde situatie misschien ook mag zijn, men heeft daarbij toch de mogelijkheid om niet mee te doen en daarmee de keten te doorbreken.
XXXMaar het is zeer de vraag of het principe dat men iedere misdaad op zichzelf moet beschouwen in het geval van Neurenberg van toepassing was. Er zijn twee bezwaren. In de eerste plaats wat men het principe van gelijke behandeling zou kunnen noemen. Zowel de Duitsers als de geallieerden hadden verschrikkelijke bombardementen op burgerbevolking uitgevoerd (Hamburg, Dresden, Hiroshima). Wanneer men de ene partij bestraft voor dergelijke daden kan men de andere niet vrijuit laten gaan.
XXXHet tweede bezwaar is dat de rechtsprekende partij hier zèlf betrokken was in de keten van wederzijdse vergeldingsoorlogen. De partij die wraak had genomen bij het verdrag van Versailles beschuldigde hier de andere partij een vergeldingsoorlog te zijn begonnen. De ene fietsendief veroordeelde de andere fietsendief met het argument dat men iedere misdaad op zichzelf moet bekijken. Als men bij het proces in Neurenberg een onafhankelijk derde partij had aangewezen om een objectief oordeel te vellen was deze vrijwel zeker tot het oordeel gekomen dat zowel de Duitsers als de geallieerden schuldig waren aan het voeren van een reeks vernietigende vergeldingsoorlogen.
XXXHet proces van Neurenberg was onbevredigend. Maar had het anders gekund? Het benoemen van een onafhankelijke derde partij was historisch niet mogelijk. Had men dan géén proces moeten voeren? Ondanks alle bezwaren heeft het proces gewerkt als een catharsis. Het heeft bijgedragen aan de gedachte dat de oorlog voorbij was, dat de ergste misdadigers waren gestraft en dat men nu met een zo goed mogelijk schoon gemaakte lei opnieuw moest beginnen.
XXXMaar tegelijkertijd kan men zich afvragen of het tribunaal voor de toekomst wel zo gunstig heeft gewerkt. Het heeft een aanvechtbaar en ook gevaarlijk precedent geschapen: in de toekomst zou ieder overeenkomstig, door de overwinnaars ingesteld tribunaal, zich beroepend op het prestigieuze proces van Neurenberg, zijn beschrijving van de voorafgaande keten van historische gebeurtenissen op een voor hen gunstig moment kunnen laten beginnen.